Selecteer een pagina
Oh, die dagen van toen:
het vuur dat me drijft;
die gloed in mijn lijf;

die droom zonder eind.

Hoe dichter zij komt,
Hoe dieper het schrijnt.
Nog voel ik je lippen,

trillend langs mijn dijen glijden.

Mijn vingers verdrinken in jouw huid,
terwijl mijn schoot jouw ziel verleidt.
Ik voel de stroom nog…

Sissend over een vlammende heide.

De weg van mijn hart
is over jouw golven gelegd.
Of ik wel of niet met tegenzin

mijn grenzen beetje bij beetje verleg.

De slokken bevriezen in hun zout.
Een overvloed aan zee van jou,

soms teveel en veel te intens.