Selecteer een pagina

De eerste liefde was zo mooi, zo zoet. In het begin, althans. (Er volgden liefdevolle en complete maar turbulente jaren.) Ik weet nog goed hoe ik nacht na nacht doorbracht naast Gwen in bed in de tijd vlak na onze ontmoeting – die van jou en mij. Het was niet lang na dat eerste moment in het magazijn waar de vonk genadeloos toesloeg en waarna ik niets meer kon ontkennen.

Ik lag in die tijd avonden dus naast Gwendolijn, vermoeid door de dag. Gedoucht en fris en in de wetenschap dat we al zeer vroeg opnieuw in het zadel zouden zitten. De opgaande zon tegemoet. Ik was met haar en drie Friezinnen – het lot speelt zo graag – op trektocht door de Pyreneeën. Overdag maakten we kilometers. En ’s avonds, nadat we de paarden hadden verzorgd en gevoerd, schoven we hongerig en onder het zweet van onszelf en dat van de paarden aan tafel bij onze Franse gastfamilies. We dronken Muscat-wijn. Elke avond. En gingen erna met het rood op de wangen nog even knuffelen met de paarden in de geïmproviseerde weide die we eerder die dag voor hen hadden bedacht.

Ik was pas achttienjaar. En ik had dus in de weken voor die trektocht mijn eerste liefde ontmoet. Ik had nog geen idee van alle jaren die we samen zouden gaan leven, dus het was zo spannend nog. Ik legde m’n vermoeide lijf onder de sterrenhemel op het terroir van een afgelegen boerderij ergens in de Pyreneeën en hoopte dat jij vanuit Utrecht naar dezelfde maan zou kijken als ik. Och, och… Die heerlijke, zoete verliefdheid.

Je zocht mij toen ik nog van niets wist. Ik was als de modder langs de Seine. Moest nog leren hoe ik het water in me kon laten meegaan in de stromen. Het maakte jou niet uit. Die rauwe, pure, aardse smaak beviel jou wel. Mij ook. In die tijd. Omdat het m’n houvast was.

Toen we enkele maanden verbonden waren, ging ik varen. Met de stroom mee. Tegen de stroom in. De smaak veranderde. En ik verloor je uit het oog, omdat jij op de wal bleef staan. Met je handen uitgestoken naar me. Dat moet ik bekennen. Had gehoopt je mee te voeren op mijn reis. Maar de machten van het water, die had je al gevoeld… Jij wilde de modder door en de wal beklimmen, terwijl ik nog aan het dansen was met de golven.

Dankjewel voor zoveel zoete herinneringen.